Verslag 28th Byzantine Spring Symposium, Birmingham University, 26-29 Maart 1994

door Annabelle Parker

Ieder jaar wordt in Groot-Brittannië het ‘Spring Symposium of Byzantine Studies’ georganiseerd door één van de universiteiten waar Byzantinologie gegeven wordt. Het symposium is eigenlijk de jaarlijkse manifestatie van de Britse ‘Society for the Promotion of Byzantine Studies’ (SPBS). Dit is de Britse tak van de ‘Association Internationale d’Etudes Byzantines’ (AIEB), en het is een zeer actieve tak: jaarlijks wordt een bulletin (Bulletin of British Byzantine Studies, ISSN 0265-162, no. 20, 1994) gemaakt waarin nieuws over (‘forthcoming’) publicaties van leden te vinden is, alsmede nieuws over conferenties, Byzantine Studies in Institutions Abroad, Collaborative Projects, en de Bibliography.

Om het jaar wordt het Spring Symposium aan de University of Birmingham gehouden. Elk symposium heeft een thema. Dit jaar was het thema ‘Mount Athos and Byzantine Monasticism’ uitgekozen. De Symposiarch was Dr. Anthony Bryer, en de opening zou verricht worden door de President van de SPBS, Sir Steven Runciman (90). Helaas was hij verhinderd door bronchitis! Het Symposium kon echter wel van start op zaterdag, met twee van de in totaal zes sessies van lezingen van elk dertig minuten. Op zondag en maandag waren er zeven ‘communications’ sessies van lezingen van elk een kwartier, hetgeen in totaal 45 korte lezingen opleverde.

Bisschop Kallistos Ware opende de zaterdaglezingen met een uiteenzetting over Athanasios de Athoniet (overl. 1001), die het leven op Athos veranderd heeft naar cenobitisch voorbeeld. Lezingen van o.a. Rosemary Morris, Dirk Krausmüller en Ephrem Lash volgden over de ontstaansgeschiedenis van de Athosgemeenschappen en het leven in een Athosklooster anno heden. Lash, die zelf enige tijd op de Athos verbleef, vertelde een levendig verhaal over abten die bomen omkappen en andere huiselijke taferelen. Alice-Marie Talbot hield een inleiding over ‘Women and Mount Athos’: het verbod tot toelating van vrouwelijke mensen en dieren zou voortkomen uit de beslissing dat de Athonieten geen mensen voor zich wilden laten werken, ook geen kippen en geiten. Ze hebben trouwens wel loodgieters en andere werklieden in de buurt voor het geval er iets technisch mis gaat. Maar alhoewel Athos er bekend om is, is het niet de enige monnikengemeenschap waar vrouwen niet toegelaten werden, op Patmos bijvoorbeeld was dit ook het geval.

Tijdens de receptie in het Barber Institute of Fine Arts werd wijn van de berg Athos zelf geschonken. Er was ter gelegenheid van het Symposium een tentoonstelling te zien van ‘Byzantine saints on Seals and Coins’. Helaas werd het serieus bewonderen van deze exhibitie bemoeilijkt door de aanwezigheid van enkele beschonken Belfasters, waarover later meer.

Op Palmzondag moest ik zelf een ‘communication’ houden, zodat ik veel van de andere communications gemist heb. In twee zalen was er tegelijkertijd een programma met telkens lezingen van een kwartier, en te weinig tijd om van zaal naar zaal te gaan. Helaas miste ik hierdoor de lezing van Michael Bakker (Slavistiek, UvA) over ‘computer collation of Slavonic and Greek manuscripts’.

Het Evergetis-project had een hele sessie communications toegewezen gekregen, waarin de vertalers evenals Barbara Crostini (Katechetikon-editie), Janet Rutherford (Diadochus van Photike) en Judith Waring (bibliotheken) hun zegje konden doen.

Dan het sociale leven wederom: er was erg lekker eten in ‘university House’ waar de meeste bezoekers verbleven. Op zondagavond is er elk jaar traditiegetrouw een ‘Belfast party’, waarbij alle studenten en aanhang van de Queen’s University, plus allen die door hen gekend worden (zoals ondergetekende) bij elkaar komen in een klein zaaltje in University House om onder het genot van een stevige slok met elkaar van gedachten te wisselen. Onvermoeibaar bleef Margaret Mullett tot het laatst, waarna ze nog een fles witte wijn mee naar haar kamer nam om verder op te drinken in een kleiner gezelschap.

Volgend jaar is het 29th Spring Symposium in Londen. Het thema zal zijn ‘the British contribution to Byzantium’ met veel aandacht voor Gibbon, en verslagen van reizigers naar Constantinopel. We houden u op de hoogte.

Byzramsj (2:1)

door Annabelle Parker en André de Raaij

Deze aflevering kwam tot stand op een regenachtige zaterdagmiddag in juni. De oogst viel tegen, tot we bij De Slegte kwamen…

Modern Antiquariaat Scheltema, Holkema & Vermeulen

Kenneth G. Holum e.a.: Caesarea on the Sea, Fl. 19,90. Een boek over de geschiedenis van deze stad in Palestina/Israel, naar aanleiding van een tentoonstelling over opgravingen waar deze stad ooit gelegen heeft.

Irene L. Szylovicz: Pierre Loti and the Oriental woman, over de negentiende-eeuwse fotograaf en schrijver die in Istanboel vele foto’s heeft gemaakt. Fl. 8,90.

Van Gennep

Niets van belang voor Gouden Hoorn. Helaas was het nieuwe Oekraïne-centrum, voorheen het Tweede Wereld-centrum, gesloten.

De Slegte

Fotoboeken

Istanbul, Legende am Bosporus, een fotoboek voor maar Fl. 6,95.

Nicolaas H. Biegman: Moulids, Saints, Sufis of Egypt, Fl. 39,50 (was Fl. 130,-). Dit is een fotoboek met veel commentaar van de fotograaf zelf.

Kunst

E. Voordeckers: Ikonen, BRT-brochure, Fl. 2,95. Een beetje vergeeld en erg dun, maar van een professor te Leuven.

Mazhar S. Ipsiroglu: Meisterwerke aus dem Topkapi. Gemälde und Miniaturen, Fl. 39,50 (was 120,55). Mooi dik kunstboek met prachtige miniaturen uit de Ottomaanse tijd.

Reizen

Ioakim A. Papangelos: Chalkidiki, Greece, Fl. 6,95. Klein reisgidsje met foto’s uit 1987.

Patrick Leigh Fermor: Langs Rijn en Donau/Tussen Wouden en Water, Fl. 9,95 per stuk. Dit zijn twee delen uit de trilogie Zwerversjaren, die de voetreis van PLF van Londen naar Istanboel in de jaren ’30 beschrijven. Heerlijk leesvoer voor op vakantie, alhoewel deel 2 wel eens langdradig kan worden.

Patrick Leigh Fermor: Een tijd om te zwijgen, Fl. 6,95. Vertaling van A time to keep silent, zijn reizen langs kloosters en abdijen in Frankrijk en Kappadocië.

Fred van Leeuwen: Sicilianissimo, Fl. 7,95. Behandelt de oude en moderne geschiedenis van dit eiland. BRT-uitgave.

Peter Hopkirk: Barbaren langs de zijderoute, Fl. 7,95.

Theologie

Peter Brown: Lichaam en Maatschappij, Fl. 29,50. Door velen beschouwd als hèt boek over man, vrouw en seksuele onthouding in het vroege Christendom.

A. Hilhorst (red.): De heiligenverering in de eerste eeuwen van het Christendom, Fl. 9,90. Deze bundel bevat lezingen van het in 1986 te Nijmegen gehouden congres ‘Oudchristelijke hagiografie’.

J.J. Thierry: Vrouwen in de Vroegchristelijke kerk, Fl. 6,95. Dit boekje is uit 1990 en bevat niet zoveel nieuws. Dan kan je net zo goed ook het volgende lezen:

Susanne Heine: Vrouwen der vroege Christenheid, Fl. 12,90. Ondertitel: een historische kritiek op de feministische theologie. Vertaling uit het Duits, bij Callenbach uitgegeven.

Het Oosten nabij. Aspecten van de Oost-Christelijke wereld, Fl. 6,95. Door het Dr Schaepmaninstituut uitgegeven boekje waarin de lezer getoond wordt dat er meer is dan de Rooms-Katholieke kerk: in het Oosten hebben de mensen hun eigen, Rome-onafhankelijke kerk. Uitgegeven bij Kok, 1987.

Dr S. Schoon: Christelijke Presentie in de Joodse staat, Fl. 9,95, Kok, 1983.

Marina Warner, De enige onder de vrouwen – de maagd Maria: mythe en cultus. Amsterdam: Contact, 1989, Ä 14,90. De Mariacultus is in het zesde-eeuwse Byzantium opgekomen, begrijpen wij uit het vantevoren doornemen van dit werk van een “geschoolde arbeider” die enige tijd in Nederland heeft gedoceerd.

Talen

Hellènikè Glôtta, Griekse Spraakkunst, 3 dl., Fl. 12,90.

Teach yourself quick and easy Turkish/Russian, incl. cassette, Fl. 9,95.

Geschiedenis

Steven Runciman: De Siciliaanse Vespers, Fl. 16,90. Een geschiedenis van de Mediterrane wereld aan het einde van de dertiende eeuw. Klassiek boek.

Erik Iversen: Obelisks in exile, vol. 2: the obelisks of Istanbul and England, Fl. 49,- Groot dik boek over obelisken.

Unter dem gnadenreichen Schutz: dem Millennium der russisch-orthodoxen Kirche gewidmet, Fl. 6,95. Vele mooie platen!

Als u hieruit nog geen keus heeft kunnen maken, raden wij u aan om eens bij Straat Antiquaren in de Rosmarijnsteeg nr 6, Amsterdam te gaan kijken. Zij hebben veel over vroege/oosterse/orthodoxe theologie, kerkvaders, Byzantijnse geschiedenis, klassieken, etc.

Gouden Hoorn literair (2:1)

door André de Raaij

In deze rubriek, die zoals trouwe lezertjes weten, in het vorige nummer van start ging met enkele (ver)oosterse poëmen deze keer een proeve van Byzantium-soap.

Byzantium – da’s een jurk!

De plaats is een kaal paleis met veel marmeren, Grieks aandoende (ronde!) zuilen. De requisietenafdeling heeft om het geheel een historische toets te geven in het paleis een ikoon laten ophangen, waarop de cyrillische lettering alleen in de eerste aflevering is opgevallen. We zijn nu in aflevering 53, tweede jaargang. Het verhaal speelt in het begin van de 6de eeuw, tijd van Strijd tussen Groenen en Blauwen. Omdat de produktie twee keer per week dient te worden uitgezonden en de bomen nu eenmaal niet tot in de hemel groeien, dient men zich keizer Iustinianus als een veertiger die normaalgesproken alleen als figurant zou dienen voor te stellen, keizerin Theodora als een blonde studente van de theaterschool met schorre stem en bijbehorende uitspraak, speciaal van de ‘r’. De keizer draagt een korte blauwe jurk met plooien, de keizerin – haar vroegere werkzaamheden kunnen niet voldoende beklemtoond worden – in een net nog kortere, flink gedecolleteerde donkerblauwe jurk met parelkettinkje. Figuranten zijn één eunuch (hiervoor is iemand gekozen die in de doorsnee-soap De Nicht speelt) – in crèmekeurige korte jurk – en het kamermeisje, een mopperige dame van middelbare leeftijd, die een niet-geplooide tamelijk lange zwarte jurk draagt.

Bij de openingsscène laat zij wat vaag een plumeau langs een zuil fladderen, waarbij haar blik af en toe naar de ikoon afdwaalt. Dan betreedt de eunuch het toneel.

Eunuch: O, ik zie dat er niemand is. Ik verwachtte hier eigenlijk mijn heer, Zijne Goddelijke Hoogheid de Keizer.

Kamermeisje: Dat zal tegenvallen, dat jouw heer hier niet is. [Lachorgel aan; eunuch kijkt gepijnigd.] En dat ik niemand voor jou ben, daar kijk ik ook niet van op [lachorgel harder, nog gepijnigder blik eunuch]. Maar als je van deze niemand iets wilt vernemen: je heer, Zijne Goddelijke Hoogheid de Keizer zou hier moeten zijn. Ik ben net bezig de boel even schoon te maken, want hij komt hier toch nooit. [Zucht.] Deze kapel in de oostelijke vleugel van zijn paleis beschouwt hij als het exclusieve domein van de Keizerin. En die wil niet dat hier verder iemand komt, zij duldt geen pottekijkers. [Kijkt weer even veelbetekenend naar de ikoon van Sinterklaas aan de muur.] Ik heb gehoord dat er mensen in de stad zijn, die zeggen dat Jezus één natuur heeft; je vraagt je af hoe ze er op komen.

Eunuch: Zwijg! Jij als vrouw hebt je daar niet mee bezig te houden!

Kamermeisje: Als jij je daarmee bezig mag houden, dan ik ook. [Lachorgel. Gekwelde blik eunuch. Gehaaste opkomst Keizer.]

Keizer: Niemand! Niemand in de kapel in de oostelijke vleugel van mijn paleis! En ik had hier mijn echtgenote, keizerin Theodora nog zo verwacht!

Kamermeisje: [Terzijde:] Alsof Hare Goddelijke Hoogheid ooit ergens alleen in het paleis zou zijn. Zou hij het echt niet weten? [Tot de eunuch:] Zeg tegen je heer, Zijne Goddelijke Hoogheid de Keizer, dat Hare Goddelijke Hoogheid hier ieder ogenblik kan zijn om zich te bezinnen op de vraag of zij nu de Groenen of de Blauwen moet steunen.

Eunuch: Wat wee…

Keizer: Opmerkelijk, zo’n eenvoudige ziel uit het volk, die zoveel inzicht heeft in grote zaken van het Rijk.

Keizerin (komt op vanachter een zuil): U hier, o Iustinianus? Ik meende dat gij bezig waart plannen voor een veldtocht tegen de heidense barbaren te ontwikkelen, met uw veldheren! Wat brengt u hier?

Keizer: [figuranten kijken nog onwezenlijker toe dan ze er toch al uitzagen] Het lijkt mij goed dat ik mij daarmee nog even niet bezighoud. Wat kom jij hier doen, dat lijkt mij een betere vraag. Zeg niet dat je hier de Heilige Drieëenheid een beetje komt aanbidden.

Keizerin (koeltjes): Toevallig was ik dat wel van plan, want daartoe dient deze kapel in de oostelijke vleugel van het paleis. Het verbaast mij veeleer dat gij hier zijt.

Keizer: Zwijg, of ik laat u onmiddellijk executeren. Ik stel hier de vragen!

[Commercial break; dit programma wordt u aangeboden door een grote warenhuisketen die onder het motto “Byzantium – het oosten ontmoet het westen” Indiase stofjes in de aanbieding heeft].

Het betrekkelijk gelijk van Griekenland

door André de Raaij

Met de val van de Berlijnse Muur is er een einde gekomen aan de onwrikbaarheid van de grenzen in Europa, en vrijwel tegelijkertijd is gebroken met de conventie dat men zich niet dient bezig te houden met de binnenlandse aangelegenheden van andere landen. Naoorlogse voorbeelden als Zuid-Tirol en Noord-Ierland bevestigen dit gegeven slechts: de staatsgrenzen hebben in deze gevallen niet of nauwelijks ter discussie gestaan. De opmerkelijkste breuk op dit punt was de aandacht die bondskanselier Kohl vroeg voor de Duitse minderheid in Polen, in de dagen voor de Duitse hereniging. Deze minderheid – voorzover iemand buiten Polen zich haar bestaan herinnerde – behoorde tot de interne aangelegenheden en in ieder geval tot de non-onderwerpen van de agenda van de buitenlandse politiek.

In plaats van Kohl bits terug te wijzen, bleek de nieuwe Poolse regering bereid te praten over de rechten van deze minderheid, en o wonder: allengs bleek deze steeds groter te worden, in sommige plaatsen een besliste meerderheid te vormen en een bloeiend eigen politiek en cultureel leven op te bouwen. Men zou kwaaddenkend kunnen zeggen dat het loonde zich bij deze minderheid aan te sluiten, omdat het emigratie vergemakkelijkte: velen in andere landen, zeker ook in Nederland, hebben Duits(ers in hun) voorgeslacht [de redactie van uw Gouden Hoorn niet uitgezonderd], maar ontlenen hieraan geen etnische bepaaldheid en al helemaal geen reden tot emigratie. In Polen is dit nu eenmaal anders (voor een verslag van een spontane ontmoeting met “Duitse” Polen zij verwezen naar: “Pools bier”, Arcade: jaarboek voor ambulante wetenschappen #4).

Het veranderen van grenzen, het over oude of nieuwe grenzen heen pretenderen bepaalde mensen te vertegenwoordigen – het is nog vast te stellen hoe het begonnen is in het Europa van na de Koude Oorlog, maar waar het gaat eindigen wordt steeds onzekerder. Van de Ålandarchipel tot Noord-Epirus of verder staan grenzen weer ter discussie, en in enkele gevallen blijft het niet bij discussie.

Tussen lidstaten van de Europese Unie lijkt het vooralsnog ondenkbaar dat via agitatie of geweld aan grenzen gesleuteld wordt. Zelfs de Ierse “Border of Shame”, zoals republikeinen die noemen, functioneert in de praktijk minder als een verdelende grens dan de retoriek van voor- en tegenstanders doet vermoeden. Val d’Aosta, Zuid-Tirol, Corsica, Elzas-Lotharingen, Eupen-Malmédy: over autonomiestatuten valt te praten, maar grenzen verleggen, daar heeft alleen een verknipte minderheid het over. Maar voorbij de Karawanken houdt de Europese Unie op, en klaarblijkelijk ook de behoefte tot beschaving tussen verschillende staten. In dit verband wil ik nu niet per se Bosnië noemen, maar veeleer de uitgesproken behoefte van het nieuwe Italiaanse bewind om eventueel Istrië of Dalmatië terug te winnen: als het om de Balkan gaat is de verknipte minderheid ook in West-Europa plotseling een regeringsmeerderheid.

Griekenland is lid van de Europese Unie en van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie. In het eerste opzicht zal het land op het Balkan-schiereiland wel uniek blijven, in het tweede vindt het een bondgenoot in grote oosterbuur Turkije.

Door de wonderlijke verwikkelingen van de Koude Oorlog is Griekenland, – in zijn huidige vorm viereneenhalve eeuw onderworpen geweest aan het Turkse Rijk, waarvan de Turkse Republiek als voortzetting gezien mag worden – militair bondgenoot geweest van de voormalige bezetter. Om vast te stellen hoe merkwaardig dit is hoeven we niet eens terug te kijken naar de afloop van de Eerste Wereldoorlog en de massale uittocht van Grieken uit Klein-Azië, waar de Griekse “aanwezigheid” heel wat oudere papieren heeft dan de Turkse. We kunnen denken aan de machinaties rond Cyprus, waar de bevolking voor meer dan tachtig procent Grieks is, en slechts door beproefde koloniale trucs (van Groot-Brittannië) een vetorecht bij de Turkse minderheid kon worden gelegd op aansluiting van het eiland bij Griekenland. Maar ook de onafhankelijke republiek – schoonheidsfoutje en vergissing bij de planning: geen lid van de NAVO, maar wel heel strategisch als het ware voor de kust van het Midden-Oosten – is geen eerlijke kans gegeven. Wij gedenken nu de twintigste verjaardag van de coup van ultrarechtse Grieksgezinden, die een eind had moeten maken aan het leven en dus het bewind van aartsbisschop Makarios. Een coup, die meer dan alleen de zegen had van het Atheense kolonelsbewind, de Britse en de Amerikaanse regering. Ondanks de feitelijke mislukking: Makarios bleek niet gedood, maar gevlucht, is vervolgens het eiland voor veertig procent bezet door Turkse troepen die schielijk tot wat nu “etnische zuivering” heet overgingen. Ze zijn er nog, een lichtend voorbeeld voor plannenmakers voor etnisch zuivere staten op de Balkan. Dat de mislukking van de coup tot de val van het kolonelsbewind heeft geleid en tot herstel van de democratie in Griekenland kan aan de positieve zijde geboekt worden. Maar daar mag men toch niet tevreden mee blijven! Al was het maar, omdat deze democratie een zeker even grote structurele corruptie met zich meebrengt als die in Italië. Maar ook, omdat het niet acceptabel mag zijn dat bijna de helft van het grondgebied van een soeverein land bezet wordt gehouden door het leger van een buurland.

Cyprus is ongetwijfeld één van de zwaarwegende punten in de bijna panhelleense consensus ten aanzien van Macedonië. Anti-Griekse pogroms in Turkije in 1955 en 1964, die ook Constantinopel zo goed als Griekenvrij hebben gemaakt – het moest met de mantel van de Koude-Oorlogsliefde bedekt worden. Het ter discussie stellen van de status van eilanden in de Egeïsche Zee, en dreigende vliegtuigmanoeuvres door bondgenoot Turkije: de Grieken moeten niet zo kinderachtig doen.

Natuurlijk doen “de Grieken” buitengewoon kinderachtig als het om het zwakke Macedonië gaat. Zonder bescherming van de VN was dit landje mogelijk allang verdeeld geweest door tenminste drie buurlanden, een gegeven waar men in Griekenland wel gemakkelijk aan voorbijziet. Méér dan kinderachtig is de wijze waarop Slavische minderheden in eigen land worden afgeschilderd als wat gestoorde bejaarden die een Grieks dialect spreken waarvan ze denken dat het Slavisch (Macedonisch dus) is. Het glashard ontkennen van het bestaan van een “autochtone” Albanese minderheid, terwijl wel steeds de rechten van Griekstaligen in Albanië ter sprake moeten worden gebracht. Het ontkennen van het bestaan van de Vlachen als apart volk. En tenslotte de ergerlijke wijze waarop de Turkse minderheid in Thracië in haar burgerrechten wordt beknot: Griekenland staat in de Europese Unie apart als een tamelijk zwaar geval voor Amnesty International.

De ressentimenten kunnen ten aanzien van het zwakke Macedonië uitgeleefd worden. Maar aan de massale campagne tegen deze noorderbuur liggen diepere en niet geheel irreële angsten ten grond. Griekenland is benauwd voor de grote sterke oosterbuur die op geen enkele wijze tracht de indruk te wekken dat de angsten ongegrond zijn. De bezetting van Cyprus, het deelnemen aan de VN-vredesmacht in Bosnië-Hercegovina en de dreiging ten aanzien van de Egeïsche Zee, gevoegd bij belangrijke Turkse minderheden in Macedonië en Bulgarije kunnen gemakkelijk een gevoel van dreigende omsingeling oproepen. Men kan zich in Griekenland terecht afvragen welke zogenaamde EU- of NAVO-bondgenoot zich erg druk zal maken over de teloorgang van een goedkoop vakantieland dat gemakkelijk in te ruilen is voor “iets anders”, als het verder mis gaat in de verhouding tot Turkije. De gang van zaken rond Cyprus en Bosnië belooft niet veel goeds. En niet alleen wordt in het grotendeels door media gevormde historische bewustzijn bij de “bondgenoten” de bezetting van noord-Cyprus voor kennisgeving aangenomen, de pogroms van 1955 en 1964 zijn geheel weggepoetst (wie was er toen “woedend”?) en hetzelfde geldt voor de burgeroorlog van 1945-1949. Als de oorlogen in voormalig Joegoslavië als de eerste grote geweldsuitbarsting sinds de Tweede Wereldoorlog worden gepresenteerd, wordt ook weer voorbijgezien aan de zeer traumatische Griekse burgeroorlog, waarin opnieuw Groot-Brittannië en de Verenigde Staten hun rol hebben gespeeld omdat het toen zo mooi uitkwam in de Koude Oorlog. Het trauma is vervangen door de hysterische consensus ten aanzien van Macedonië en zeker ook Albanië.

Iedere Griekse regering dient sterk gekritiseerd te worden wegens de slechte behandeling van de niet-Griekse minderheden in het land. De structurele discriminatie is net zo goed, neen meer een bedreiging voor de vrede dan vreemde luchtmachtoefeningen of de naamskeuze van een Joegoslavische “opvolgerstaat”. Maar begrip voor de zorgen die ten grondslag liggen aan de overspannen reacties in Griekenland zou West-Europa en Noord-Amerika op zijn minst sieren. Met een schouderophalen of een botweg ontkennen dat er een probleem of een gevoelde dreiging is zal men er in dit tijdperk na de Koude Oorlog niet komen.

Voor bovenstaande beschouwing ben ik dank verschuldigd aan:

Christopher Hitchens, Hostage to history: Cyprus from the Ottomans to Kissinger. New York: The Noonday Press / Farrar, Straus and Giroux, 1989 (second edition). [Oorspronkelijke titel: Cyprus].

Macedonia and the Macedonian question: a brief survey. Thessaloniki: Society for Macedonian Studies / Center of Macedonians Abroad, 1983. Een treffend staaltje van Griekse overheidspropaganda uit de tijd toen Joegoslavië nog intact was.