Through the looking-glass: British reflections of Byzantium – Verslag van het 29th Spring Symposium of Byzantine Studies, King’s College, London

door Annabelle Parker

Van vrijdag 7 tot en met maandag 10 april vond het jaarlijkse Britse symposium plaats. Tegelijkertijd was de tentoonstelling ‘Byzantium, treasures of Byzantine art and culture from British collections’ in het British Museum, die vanaf 8 december al te bewonderen was (zie onder Byz-Niz het verslag van Jamilla Luyckx-Westerop in het Financieel Dagblad).

Het symposium was onderverdeeld in verschillende sessies. Hieronder in het kort genoemd met de opmerkelijkste bijdragen:

I: The Middle Ages: David Buckton over Byzantijnse vondsten (gebruiksvoorwerpen, juwelen, etc.) in Engeland in de Angelsaksische tijd.

II: The Renaissance to the Enlightenment: Anthony Bryer over het nog weinig onderzochte bezoek van ene Nicander aan Henry VIII, waarin verslag wordt gedaan van hoe een Byzantijn de Engelse vrouwen zag: ‘they are always kissing’. Als main paper David Womersley over ‘Gibbon and Byzantium: classical example and commercial society’. Naar aanleiding van het verschijnen van een nieuwe kritische editie van Gibbon’s Decline and Fall… door Womersley. Gibbon zag na Justinianus I de neergang van het Romeinse Rijk. Tijdens de discussie zei Averil Cameron dat Gibbon zich grotendeels baseert op wat Procopius heeft geschreven ten tijde van Justinianus. Womersley antwoordde dat Gibbon Procopius aanvult, zonder hem te willen uitschakelen.

Later op zaterdag kregen we mooie Orthodoxe Vespers te horen in King’s College Chapel.

III: The Enlightenment and Romanticism: Andrew Palmer hield een heldere lezing over ‘British reflections on the Syrian Orient’.

Zondag was het tijd voor:

IV: Art and Crafts: Byzantium in British Art, maar uw verslaggever bevond zich tot de lezing van Cyril Mango: ‘The British discovery of Constantinople: the Golden Gate reliefs’ in resp. een Ethiopisch-orthodoxe kerk en bij de fam. Palmer thuis.

Maandag de 10de april waren er eerst Communications, gevolgd door ‘The twentieth century’ I en II. De lezing van Averil Cameron was erg interessant: in ‘From Bury to Baynes’ behandelde ze de grote Britse historici die iets te maken hadden gehad met Byzantium. Toynbee plaatste Byzantium in de wereldgeschiedenis, Bury zag Byzantium als voortzetting van Griekenland, terwijl Baynes Byzantium als een voortzetting van Rome zag. Baynes is een voorbeeld geweest voor onder andere Peter Brown. “If I’d had to choose, I’d choose Baynes”, zei de voordrachtgeefster. Sir Steven Runciman voegde er aan toe: “Baynes is the best lecturer I’ve ever heard: his remarks were so much better than mine”.

De beste, interessantste en best voorgedragen lezing was de laatste, die van Liz James: “As the actress said to the bishop… British perceptions of women and Byzantium.” James toonde hoe Byzantijnse vrouwen werden afgeschilderd in Britse ‘literatuur’ van de 19de en 20ste eeuw door veel titels en citaten te geven. Ze had echt haar best gedaan om zoveel mogelijk (pulp)romans te lezen voor haar publiek. De vrouwelijke hoofdpersoon wordt altijd geseksualiseerd in romans: een groot aantal heeft Theodora, de vrouw van Justinianus I, als hoofdpersoon, en haar achtergrond (danseres) wordt altijd benadrukt. Nu is dat bij Theodora misschien voordehandliggend, maar de kitsch-beschrijvingen liegen er niet om. Voor Gouden Hoorn was de lezing ook interessant, omdat de rubriek ‘bibliografie van Byzantijnse historische romans’ wel weer om titels van romans verlegen zit. Zodra James haar artikel met bibliografie heeft gepubliceerd, zal het besproken worden in deze rubriek in Gouden Hoorn .

Het symposium werd afgesloten met een round-table discussion voorgezeten door Margaret Mullett. De discussie vond plaats tussen verschillende generaties Byzantinisten en ging om de vragen ‘hoe ben je erbij gekomen om het te gaan studeren’ en ‘welke toekomst zie je voor Byzantinologie?’. Steven Runciman, de oudste van het gezelschap, vertelde dat hij als leerling van Bury zichzelf grotendeels de studie heeft eigen gemaakt. Cyril Mango (Oxford), Anthony Bryer (Birmingham), Judith Herrin (Princeton), Rowena Loverace (British Museum), Liz James (Brighton) en twee jonge studentes deden mee met de discussie. Uit het gesprek bleek dat kennis van klassiek Grieks nog steeds van belang geacht wordt voor de studie Byzantinologie. Runciman achtte een klassieke opleiding van bijna essentieel belang. Bryer voegde eraan toe, dat Grieks tegenwoordig ‘taylor-made’ geleerd kan worden in bijvoorbeeld Belfast. Zijn motto voor Byzantijnse Studies was: ‘The great attraction is that anyone can have a go.’ Herrin benadrukte de interdisciplinaire kant van de studie, waardoor deze veel verschillende ingangen heeft. Volgens Mango is er nog steeds enorm veel werk te doen, bijvoorbeeld de teksten kritisch uitgeven en vertalen. Maar volgens hem blijft het een moeilijke studie, ook als alle 170 delen van Migne vertaald zullen zijn.

Het symposium werd afgesloten met de mededeling dat het volgende, 30ste, op 23-26 maart 1996 zal plaatsvinden in Birmingham met als thema: ‘Dead or alive? Material culture in 9th century Byzantium.’

Verslag 28th Byzantine Spring Symposium, Birmingham University, 26-29 Maart 1994

door Annabelle Parker

Ieder jaar wordt in Groot-Brittannië het ‘Spring Symposium of Byzantine Studies’ georganiseerd door één van de universiteiten waar Byzantinologie gegeven wordt. Het symposium is eigenlijk de jaarlijkse manifestatie van de Britse ‘Society for the Promotion of Byzantine Studies’ (SPBS). Dit is de Britse tak van de ‘Association Internationale d’Etudes Byzantines’ (AIEB), en het is een zeer actieve tak: jaarlijks wordt een bulletin (Bulletin of British Byzantine Studies, ISSN 0265-162, no. 20, 1994) gemaakt waarin nieuws over (‘forthcoming’) publicaties van leden te vinden is, alsmede nieuws over conferenties, Byzantine Studies in Institutions Abroad, Collaborative Projects, en de Bibliography.

Om het jaar wordt het Spring Symposium aan de University of Birmingham gehouden. Elk symposium heeft een thema. Dit jaar was het thema ‘Mount Athos and Byzantine Monasticism’ uitgekozen. De Symposiarch was Dr. Anthony Bryer, en de opening zou verricht worden door de President van de SPBS, Sir Steven Runciman (90). Helaas was hij verhinderd door bronchitis! Het Symposium kon echter wel van start op zaterdag, met twee van de in totaal zes sessies van lezingen van elk dertig minuten. Op zondag en maandag waren er zeven ‘communications’ sessies van lezingen van elk een kwartier, hetgeen in totaal 45 korte lezingen opleverde.

Bisschop Kallistos Ware opende de zaterdaglezingen met een uiteenzetting over Athanasios de Athoniet (overl. 1001), die het leven op Athos veranderd heeft naar cenobitisch voorbeeld. Lezingen van o.a. Rosemary Morris, Dirk Krausmüller en Ephrem Lash volgden over de ontstaansgeschiedenis van de Athosgemeenschappen en het leven in een Athosklooster anno heden. Lash, die zelf enige tijd op de Athos verbleef, vertelde een levendig verhaal over abten die bomen omkappen en andere huiselijke taferelen. Alice-Marie Talbot hield een inleiding over ‘Women and Mount Athos’: het verbod tot toelating van vrouwelijke mensen en dieren zou voortkomen uit de beslissing dat de Athonieten geen mensen voor zich wilden laten werken, ook geen kippen en geiten. Ze hebben trouwens wel loodgieters en andere werklieden in de buurt voor het geval er iets technisch mis gaat. Maar alhoewel Athos er bekend om is, is het niet de enige monnikengemeenschap waar vrouwen niet toegelaten werden, op Patmos bijvoorbeeld was dit ook het geval.

Tijdens de receptie in het Barber Institute of Fine Arts werd wijn van de berg Athos zelf geschonken. Er was ter gelegenheid van het Symposium een tentoonstelling te zien van ‘Byzantine saints on Seals and Coins’. Helaas werd het serieus bewonderen van deze exhibitie bemoeilijkt door de aanwezigheid van enkele beschonken Belfasters, waarover later meer.

Op Palmzondag moest ik zelf een ‘communication’ houden, zodat ik veel van de andere communications gemist heb. In twee zalen was er tegelijkertijd een programma met telkens lezingen van een kwartier, en te weinig tijd om van zaal naar zaal te gaan. Helaas miste ik hierdoor de lezing van Michael Bakker (Slavistiek, UvA) over ‘computer collation of Slavonic and Greek manuscripts’.

Het Evergetis-project had een hele sessie communications toegewezen gekregen, waarin de vertalers evenals Barbara Crostini (Katechetikon-editie), Janet Rutherford (Diadochus van Photike) en Judith Waring (bibliotheken) hun zegje konden doen.

Dan het sociale leven wederom: er was erg lekker eten in ‘university House’ waar de meeste bezoekers verbleven. Op zondagavond is er elk jaar traditiegetrouw een ‘Belfast party’, waarbij alle studenten en aanhang van de Queen’s University, plus allen die door hen gekend worden (zoals ondergetekende) bij elkaar komen in een klein zaaltje in University House om onder het genot van een stevige slok met elkaar van gedachten te wisselen. Onvermoeibaar bleef Margaret Mullett tot het laatst, waarna ze nog een fles witte wijn mee naar haar kamer nam om verder op te drinken in een kleiner gezelschap.

Volgend jaar is het 29th Spring Symposium in Londen. Het thema zal zijn ‘the British contribution to Byzantium’ met veel aandacht voor Gibbon, en verslagen van reizigers naar Constantinopel. We houden u op de hoogte.